Een korte geschiedenis van onze buurt en straat

'Herinner je de Jan van Galen,
met zijn gracht van Admiralen,
de ginkgo's in de Vespucci,
en Titia van tante Lucie,
Titia heeft zich verhangen,
op een kamer boven de Lommerd,
en geen bocht is zo krom, als de Krommerdt'

Guus Luijters

Als je de Orteliusstraat intikt bij de beeldbank van het Amsterdamse archief dan levert dat 62 treffers op. Bij het bekijken van de foto's uit de jaren dertig vallen de winkelpanden in de straat op, en natuurlijk de afwezigheid van auto's en fietsen(rekken). Verdwenen zijn de winkels, ten onder gegaan aan de grootgrutters. Verdwenen zijn ook de meeste van de eerste bewoners. Maar de verhalen zijn niet verdwenen; in de straat en in de geheugenbank van Amsterdam kom je ze tegen. Hun verhalen over het einde van de stad en het begin van het land. Verhalen over het speelplezier van de kinderen die geboren werden vlak na de oorlog in en rond de Erasmusgracht en op de zandhopen toen het GAK-gebouw werd aangelegd. Ook de verhalen over onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wat zegt dat over de politieke kleur van de bewoners, die onderduikers opnamen? Hoe komt Bos en Lommer aan zijn naam? Waarom betalen we eigenlijk geen erfpacht? Welke politici en architecten hebben bij gedragen aan de wording van de buurt en de straat?

Hoe komt Bos en Lommer aan zijn naam?
De naam Bos en Lommer is ontleend aan een boerderij gelegen in de polder tussen de Sloterdijkermeerweg en de Nootweg.


Boerderij Bosch en Lommer aan de Sloterdijkmeerlaan, 1922. Foto: Ruim zicht

De naam komen we al in 1564 op een kaart tegen. De naam Bosch en Lommer komen we weer tegen bij de verkoop in 1809 van wat dan een buitenverblijf met herenhuis en tuinmanswoning genoemd wordt. In de 19e eeuw worden de gebouwen gesloopt en in 1886 bouwt Gerrit Veldhuizen op ongeveer dezelfde plek een nieuwe boerderij die ook Bosch en Lommer heet. Deze blijft tot de stadsuitbreiding van 1940 aan de Sloterdijkmeerlaan 60, op de plaats waar nu de Wiltzanghlaan, de Lauernessestraat en de Akbarstraat samenkomen. Het was een stolpboerderij, d.w.z. dat mensen, dieren en hooi onder een dak verbleven, met aan de achterkant grote deuren om in en uit te rijden. De boerderij is in 1943 afgebroken.

Aan het einde van de negentiende eeuw breidt de stad zich steeds verder uit. Uit heel Nederland trekken mensen naar Amsterdam om een plek te vinden in de fabrieken en bedrijven. Binnen de stadswallen is er geen plek meer en er worden nieuwe wijken ontworpen langs de 19e eeuwse gordel. Aan het begin van de twintigste eeuw vormde de Kostverlorenvaart nog de westelijke grens van de stad. Hierachter lag de gemeente Sloten, die bestond uit polderland met tuinbouwgebied en landerijen van boeren. De bewoners van Sloten zien hoe net buiten hun grenzen de Kinkerbuurt uit de grond gestampt wordt.


Kaart van Drogenham. De stippellijn is de stadsgrens ca. 1700. Foto Ruim Zicht

Steeds meer bouwondernemingen dienen zich aan. Ook bij de gemeente Sloten wordt een aanvraag ingediend door de NV Bouwgrond Exploitatie Maatschappij 'De Hoofdweg' en goedgekeurd. Amsterdam ziet dit met lede ogen aan en is bang belastingen mis te lopen door Amsterdammers die in Sloten gaan wonen. In 1905 stelt Amsterdam voor om de gemeente Sloten en Watergraafsmeer te annexeren, met als officieel argument dat de straten niet goed op elkaar aansluiten. Watergraafsmeer en Sloten komen met aanpassingen, maar ondanks hun inzet besluit uiteindelijk de Tweede Kamer anders. In 1921 eigende Amsterdam zich een aantal omliggende gemeentes toe waardoor Amsterdam in een keer vier keer zo groot werd.
Dit tot grote woede van o.a. de Slotenaren. Kadastraal bleef het gebied dat tot de gemeente Sloten had toebehoord onder Sloten vallen en niet onder Amsterdam. Daarom is er in onze buurt dan ook geen sprake van erfpacht.

De wijk Bos en Lommer
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 betekent een forse tegenslag voor alle nieuwbouwplannen. Nederland blijft neutraal, maar de economie stagneert en de prijzen voor bouwmaterialen stijgen fors. Exploitatiemaatschappij 'De Hoofdweg' kan slechts een deel van haar plannen uitvoeren.
Na de annexatie van Sloten roept de gemeente Amsterdam een esthetische commissie in het leven om het uitbreidingsplan onder de loep op te nemen. Er moet aandacht zijn voor straatwanden en er dienen goede architecten ingeschakeld te worden. Berlage wordt aangetrokken en geïnspireerd door de Italiaanse pleinen ontwerpt hij het Mercatorplein met slanke torens, luifels en een galerij. Begin jaren twintig wordt echter de rijkspremie afgeschaft, en er wordt pas in 1925 met de bouw van het plein begonnen.


Mercatorplein

Grote gangmaker van nieuwe initiatieven is de Bouw Exploitatie Maatschappij Amsterdam West uit 1921 van Heere van der Schaar, die zesduizend goedkope woningen aan de Hoofdweg wil bouwen. Hij standaardiseert woningplattegronden, bouwt hele blokken in een keer en introduceert paalfunderingen met gewapend beton constructie.
Van de Schaar heeft veel kritiek op de Amsterdamse architecten die bij de uitvoering betrokken zijn. Te veel pretenties en te duur is zijn oordeel en in de periode na de beurskrach van 1929 leidde dat tot een veel soberder bouwstijl, veel minder uitbundig dan bv Het Schip in de Spaarndammer buurt. Architectenbureau Gulden & Geldmaker ontwerpt een aantal standaardwoningplattegronden waaraan de architecten zich moeten houden. Hoewel aan de woonplattegronden weinig eer te behalen is, komen er bij de vormgeving van straatwanden verrassende ontwerpen tot stand. De twee karakteristieke gebouwen die rond 1925 de entree naar de Hoofdweg- Jan van Galen markeren zijn door Wijdeveld gebouwd en worden in de volksmond de billen van Wijdeveld genoemd.


Billen van Wijdeveld

Abraham Ortelius ( 1527-1598) is de naamgever van onze straat. Hij was een Vlaams cartograaf en geograaf en hij is de uitvinder van de moderne atlas. Een deel van de Orteliusstraat is ontworpen door de eerste vrouwelijke Nederlandse architect: Margaret Staal-Kropholler. Het is het blok met de uitstekende erkers die uitlopen op sierlijk gevormde waterspuwers, tussen de Jan van Galen en de Jan Evertsenstraat.


Abraham Ortelius


Ontwerp M. Staal-Kropholler


Plaatsing verkeersborden Erasmusgracht ca 1958. Foto Beeldbank

Wie heeft 'De Fluwelen Ortelius' ontworpen?
De architect van het Fluwelen End is Johannes Melchior van der Mey (1878-1949). Hij is verantwoordelijk voor het woningbouwcomplex 295- 373 en voor het woningbouwcomplex Orteliusstraat 292 -370. Hij is ook de architect van het Scheepvaarthuis en van de Munttoren De bouw van de Fluwelen Ortelius is gestart in 1932. Onze straat vertoont minder details in de gevelontwerpen in vergelijking met andere delen van de Orteliusstraat. Ook het stedenbouwkundig patroon is zakelijker. Dit heeft te maken met een meer functioneel gericht ontwerp. Niet zozeer schoonheid en verfraaiing maar bezonning en indeling van woning en doelmatigheid van de straat waren uitgangspunt. Aan de straatwand is extra aandacht besteed door de hoge panden bij de Jan van Galenstraat en bij de Erasmusgracht. 'Het kasteel' dat wil zeggen de twee hogere panden in het midden van de straat zijn daar een goed voorbeeld van. In het stadsarchief van Amsterdam kan je ook opvragen wie er voor je in je huis woonde.


Woningkaart Orteliusstraat 324 1 en 2 hoog. Foto: Archief Amsterdam

Politiek en de Orteliusstraat
In het buurtkrantje van Amsterdam West van 28 juli 2010 vertelt Bloeme Evers-Embden dat ze als kind een korte tijd ondergedoken heeft gezeten in de Orteliusstraat. Waarom in de Orteliusstraat?

Wiek Moulin woonde gedurende zijn jeugd van 1948 tot 1968 op de Orteliusstraat 369. Hij heeft antwoord op die vraag en heeft nog meer interessante anekdotes over zijn jeugd in de straat. Juist omdat er veel communisten woonden, die al vroeg actief in het verzet waren, konden joodse kinderen korte of langere tijd onderdak vinden in de Orteliusstraat. De moeder van Wiek heeft ook een tijd moeten onderduiken; haar eerste man is door de Duitsers gefusilleerd. Wiek woonde in het dubbele bovenhuis, dat ook een douche had. Op de beletage was geen douche, en de kinderen van de beletage kwamen dan ook een keer per week bij de familie Moulin douchen.

De Erasmusgracht was nog echt een gracht met een glooiende wallenkant. De puntertjes met groente en fruit kwamen langs richting Marcanti.

Douwe Postma, geboren in de Orteliusstraat, woonde er van 1941 tot 1970 en vanaf 1991 tot nu. Toen ze er kwamen wonen in 1941 - ook aan de oneven kant - was de huur een kwartje meer per week dan aan de even kant. De oneven kant had immers meer zon. Hij vertelt over het kassengebied achter de Orteliusstraat, dat tot 1956 nog op polderpeil gehouden werd. In de jaren zestig veranderde dat, toen werd het Amsterdams peil ingevoerd. 'De straat was je speelterrein als kind en de putten waren de doelen.'


Erasmusgracht met kippenbruggetje

Douwe komt uit een antikatholiek nest; zelf was hij actief in de communistische jeugdbeweging. Zijn grootvader heeft de PC mede opgericht en PC staat aan de basis van de begraafplaats Westgaarde. PC komt van PC Hooftstraat; daar stond het kantoor dat met dubbeltjes en kwartjes van de gewone man betaald is. Want de (katholieke) geestelijken hadden het monopolie bij het begraven, en wisten van rekeningen schrijven. Het was dus zaak om - als atheïst- je eigen begrafenisorganisatie op te richten. PC betekent dus niet 'Protestant Christelijk' maar simpelweg 'Pieter Corneliszoon'.

Wiek: 'De buurt werd gekenmerkt door drie groepen: de communisten, de socialisten en de katholieken.' De Robert Scottbuurt kent een RK enclave: de RK lagere school (nu De Springplank) met een gedeelte voor de jongens, en voor de meisjes, De RK ULO, de RK kerk, het klooster waar de nonnen woonden en de woningen van De R.K. woningbouwvereniging zorgden voor een homogene kern van katholieken. Niks leukers dan hutten bouwen en die van elkaar inpikken of vletten bouwen en die van elkaar kapen. Er was bouwmateriaal genoeg: het GAK en de Kolenkitkerk werden begin jaren vijftig jaren gebouwd. Het was een tolerante buurt; de drie groepen stonden niet lijnrecht tegenover elkaar. Wel waren er de verdachtmakingen over en weer; de katholieke melkboer deed water in de melk.


Wiek Moulins weergave van familie en vrienden in de straat

Net over de brug (waar nu de Boeg staat) was het kermisterrein. Er stonden ook noodgebouwen die begin jaren vijftig gesloopt werden. Toen werd er zand opgespoten voor de bouw van het GAK . Ideale speelplekken. Je kon zo doorsteken naar Sloterdijk, naar de Coca Colafabriek, de Lintmij.


Noodschool op het kermisterrein. Foto Beeldbank


Zandbak in het Erasmuspark 1965. Foto Beeldbank


Orteliusstraat oneven zijde 1951. Foto Beeldbank

Bronnen:
Ton Heijdra, Bos en Lommer en de Baarsjes
De geschiedenis van Amsterdam-West. Alkmaar 2004
Shirley Brandeis en Arno Tijnnagel, Het geheugen van Bos en Lommer, Alkmaar/Amsterdam, 2008
Marja van der Veldt, Ruim Zicht, 2003
Geschiedenis van Amsterdam 1900-2000, red. Piet de Rooy, 2007
Amsterdam, an Architectural Lesson, red. Maarten Kloos, 1988
Tessel Polman, Volkswoning-bouw 1900-1945
Van Erp en Koopman, Bos en Lommer, onderzoeksrapportage 1991-1994
Kansen voor Bos en Lommer, stadsdeel 1998
Nota stedelijke vernieuwing, Gemeente Amsterdam, 1999
Kunstenaarsroute Bos en Lommer, Spectrum, kunstenaarsvereniging
Architectonisch onderzoek stadsdeel Bos en Lommer 1993
beeldbank.amsterdam.nl
www.geheugenvanwest.nl
buitenbeeldinbeeld.nl
Wikipedia
Nederlands Architectuurinstituut
(oud)bewoners: Wiek Moulin en Douwe Postma

Tekst: Annelies van Aller

Opgemaakt: 25 februari 2013